Een stukje geschiedenis...
In het jaar 312 stond het leger van de Romeinse keizer Constantijn voor een zware veldslag om de heerschappij over het Romeinse rijk. In een visioen zag Constantijn dat hij deze veldslag zou winnen als zijn leger streed onder het teken van het kruis. Hij liet de schilden van zijn soldaten met een kruis beschilderen en inderdaad won zijn leger deze slag. Hierop bekeerde hij zich tot het christendom waarmee er een einde kwam aan de christenvervolging. Constantijn vestigde zich in de kleine, maar strategisch aan de Bosporus gelegen plaats Byzantium. Na zijn dood in 337 werd deze stad naar hem vernoemd en kreeg de naam Constantinopel, thans Istanbul.
In de vierde eeuw werd het Romeinse keizerrijk tengevolge van onderlinge twisten opgesplitst in twee delen, het West-Romeinse keizerrijk met als hoofdstad Rome, en het Oost-Romeinse (Byzantijnse) keizerrijk met de hoofdstad Constantinopel. In beide staten ontwikkelde zich de nauw met de staat verweven godsdienst op een eigen wijze. Na het schisma van 1054 werd de scheiding tussen de kerk van Rome en de Oosters (Grieks) Orthodoxe kerk definitief waarbij Byzantium de zetel werd van de Orthodoxe kerk. Uit deze kerk zijn de andere Orthodoxe kerken voortgekomen.
In 988 zond de Russische vorst Vladimir van Kiëv zijn gezanten naar alle windstreken om te onderzoeken welke godsdienst voor zijn rijk het meest geschikt zou zijn. Toen de gezanten die hij naar Constantinopel had gestuurd bij hun vorst terugkeerden vertelden zij hem “Het was alsof wij in de hemel waren, want nergens hebben wij een schouwspel met zulke wonderschone zang gehoord als daar.” Hierop koos Vladimir de Heilige voor deze godsdienst en zijn hele rijk volgde hem. Hij liet samen met zijn echtgenote, de Griekse prinses Anna, een aantal kerkelijke functionarissen, waaronder ook zangers, uit Byzantium naar Kiëv komen. De christelijke gezangen en hymnen uit die tijd waren sterk beïnvloed door Griekse en Bulgaarse zang en de Joodse muziekcultuur.
Vanaf het begin van de 12e eeuw bestonden in het toenmalige Rusland twee zangwijzen naast elkaar. Een van deze twee verdween na ca. 200 jaar. De andere, de zogenaamde znamenny zangwijze, werd met neumen genoteerd (Griekse accenttekens die de loop van de zang aangaven). Eeuwenlang veranderde de muziek nauwelijks, maar in de 15e eeuw ontstond onder invloed van de verschillende zangscholen een nieuwe zangwijze genoteerd met de neumen uit de vorige periode. Deze liederen werden veelal twee- en driestemmig uitgevoerd. Een stem die de melodie zong in het midden en parallel daarboven en daaronder een hoge en een lage stem. Deze muziek was sterk beïnvloed door de Russische volksmuziek die volgens hetzelfde patroon was opgebouwd. Tegen het einde van de 16e eeuw ontstond een nieuwe notatie met neumen. Deze veelal vierstemmige muziek is niet te vergelijken met onze westerse muziek, hoewel zij elkaar wel beïnvloed hebben.
Na de inval van de Mongolen in 1237 kwamen steeds meer Russische vorstendommen onder het gezag van Litouwen. De diocesen Kiëv en Lemberg (L’vov) hadden sinds de 14e eeuw een onafhankelijke metropoliet en de kerkmuziek in dit gebied ontwikkelde zich geheel onafhankelijk van de muziek in Centraal Rusland. Met het Verdrag van Lublin in 1569 waarbij Litouwen fuseerde met Polen komt Oekraïne bijna geheel onder Pools gezag en daarmee onder politieke en culturele overheersing van het katholieke Polen. Dit werd nog versterkt door de Unie van Brest in 1596 waarbij de relaties met de Patriarch van Constantinopel werden verbroken en de kerk zich plaatste onder het gezag van de Paus van Rome. Hierdoor werd de meerstemmigheid volgens de westerse muziekopvattingen in deze gebieden ingevoerd.
In deze periode werd op scholen muziek onderwezen en in de Oekraïense kloosters zongen koorknapen. Door de opstand tegen de Poolse overheersing in 1638 vluchtten veel Oekraïeners, waaronder monniken en nonnen, naar Rusland. Zij namen hun zangers mee en sommigen sloten zich aan bij koren van de tsaar en de patriarch, waar zij al spoedig een dominante rol vervulden. Naast polyfone muziek kende men in Rusland in die tijd ook meerstemmige muziek met zoveel scherpe dissonanten dat deze niet is te vergelijken met onze polyfone muziek. Mede door invloed van deze Oekraïense zangers ontwikkelde de meerstemmige koorzang zich vanaf ca. 1650 volgens de westerse principes. Men noemt dit de periode van de Russische barok.
In 1880 introduceerde de Russische dirigent en componist Archankelski vrouwenstemmen in een kerkkoor in St. Petersburg. Deze nieuwe ontwikkeling werd weldra nagevolgd door veel dirigenten. Vrouwen hadden echter al eerder gezongen in de Russische kerken, want reeds in de 18e eeuw gebruikten de componisten Sarti, Galuppi en Kerzelli onofficieel vrouwenstemmen voor de uitvoering van hun liturgische gezangen.
In de kerkmuziek verschoof de zuiver liturgische functie van de muziek steeds meer naar een muzikale functie, waarmee de kloof tussen deze twee vormen steeds groter werd. Componisten keerden terug naar hun oude oorspronkelijke znamenny-zang. Mede door composities van Rachmaninov, Tschaikovsky, Rimsky Korsakov, Gretchaninov en Tsjenokov werd deze zang een wijdverbreide en zeer geliefde muziekstijl.
Gerard Beemsterboer.
In het jaar 312 stond het leger van de Romeinse keizer Constantijn voor een zware veldslag om de heerschappij over het Romeinse rijk. In een visioen zag Constantijn dat hij deze veldslag zou winnen als zijn leger streed onder het teken van het kruis. Hij liet de schilden van zijn soldaten met een kruis beschilderen en inderdaad won zijn leger deze slag. Hierop bekeerde hij zich tot het christendom waarmee er een einde kwam aan de christenvervolging. Constantijn vestigde zich in de kleine, maar strategisch aan de Bosporus gelegen plaats Byzantium. Na zijn dood in 337 werd deze stad naar hem vernoemd en kreeg de naam Constantinopel, thans Istanbul.
In de vierde eeuw werd het Romeinse keizerrijk tengevolge van onderlinge twisten opgesplitst in twee delen, het West-Romeinse keizerrijk met als hoofdstad Rome, en het Oost-Romeinse (Byzantijnse) keizerrijk met de hoofdstad Constantinopel. In beide staten ontwikkelde zich de nauw met de staat verweven godsdienst op een eigen wijze. Na het schisma van 1054 werd de scheiding tussen de kerk van Rome en de Oosters (Grieks) Orthodoxe kerk definitief waarbij Byzantium de zetel werd van de Orthodoxe kerk. Uit deze kerk zijn de andere Orthodoxe kerken voortgekomen.
In 988 zond de Russische vorst Vladimir van Kiëv zijn gezanten naar alle windstreken om te onderzoeken welke godsdienst voor zijn rijk het meest geschikt zou zijn. Toen de gezanten die hij naar Constantinopel had gestuurd bij hun vorst terugkeerden vertelden zij hem “Het was alsof wij in de hemel waren, want nergens hebben wij een schouwspel met zulke wonderschone zang gehoord als daar.” Hierop koos Vladimir de Heilige voor deze godsdienst en zijn hele rijk volgde hem. Hij liet samen met zijn echtgenote, de Griekse prinses Anna, een aantal kerkelijke functionarissen, waaronder ook zangers, uit Byzantium naar Kiëv komen. De christelijke gezangen en hymnen uit die tijd waren sterk beïnvloed door Griekse en Bulgaarse zang en de Joodse muziekcultuur.
Vanaf het begin van de 12e eeuw bestonden in het toenmalige Rusland twee zangwijzen naast elkaar. Een van deze twee verdween na ca. 200 jaar. De andere, de zogenaamde znamenny zangwijze, werd met neumen genoteerd (Griekse accenttekens die de loop van de zang aangaven). Eeuwenlang veranderde de muziek nauwelijks, maar in de 15e eeuw ontstond onder invloed van de verschillende zangscholen een nieuwe zangwijze genoteerd met de neumen uit de vorige periode. Deze liederen werden veelal twee- en driestemmig uitgevoerd. Een stem die de melodie zong in het midden en parallel daarboven en daaronder een hoge en een lage stem. Deze muziek was sterk beïnvloed door de Russische volksmuziek die volgens hetzelfde patroon was opgebouwd. Tegen het einde van de 16e eeuw ontstond een nieuwe notatie met neumen. Deze veelal vierstemmige muziek is niet te vergelijken met onze westerse muziek, hoewel zij elkaar wel beïnvloed hebben.
Na de inval van de Mongolen in 1237 kwamen steeds meer Russische vorstendommen onder het gezag van Litouwen. De diocesen Kiëv en Lemberg (L’vov) hadden sinds de 14e eeuw een onafhankelijke metropoliet en de kerkmuziek in dit gebied ontwikkelde zich geheel onafhankelijk van de muziek in Centraal Rusland. Met het Verdrag van Lublin in 1569 waarbij Litouwen fuseerde met Polen komt Oekraïne bijna geheel onder Pools gezag en daarmee onder politieke en culturele overheersing van het katholieke Polen. Dit werd nog versterkt door de Unie van Brest in 1596 waarbij de relaties met de Patriarch van Constantinopel werden verbroken en de kerk zich plaatste onder het gezag van de Paus van Rome. Hierdoor werd de meerstemmigheid volgens de westerse muziekopvattingen in deze gebieden ingevoerd.
In deze periode werd op scholen muziek onderwezen en in de Oekraïense kloosters zongen koorknapen. Door de opstand tegen de Poolse overheersing in 1638 vluchtten veel Oekraïeners, waaronder monniken en nonnen, naar Rusland. Zij namen hun zangers mee en sommigen sloten zich aan bij koren van de tsaar en de patriarch, waar zij al spoedig een dominante rol vervulden. Naast polyfone muziek kende men in Rusland in die tijd ook meerstemmige muziek met zoveel scherpe dissonanten dat deze niet is te vergelijken met onze polyfone muziek. Mede door invloed van deze Oekraïense zangers ontwikkelde de meerstemmige koorzang zich vanaf ca. 1650 volgens de westerse principes. Men noemt dit de periode van de Russische barok.
In 1880 introduceerde de Russische dirigent en componist Archankelski vrouwenstemmen in een kerkkoor in St. Petersburg. Deze nieuwe ontwikkeling werd weldra nagevolgd door veel dirigenten. Vrouwen hadden echter al eerder gezongen in de Russische kerken, want reeds in de 18e eeuw gebruikten de componisten Sarti, Galuppi en Kerzelli onofficieel vrouwenstemmen voor de uitvoering van hun liturgische gezangen.
In de kerkmuziek verschoof de zuiver liturgische functie van de muziek steeds meer naar een muzikale functie, waarmee de kloof tussen deze twee vormen steeds groter werd. Componisten keerden terug naar hun oude oorspronkelijke znamenny-zang. Mede door composities van Rachmaninov, Tschaikovsky, Rimsky Korsakov, Gretchaninov en Tsjenokov werd deze zang een wijdverbreide en zeer geliefde muziekstijl.
Gerard Beemsterboer.